Qi Gong betekent “het oefenen van levensenergie”.
Qi, of levenskracht is in alles om ons heen aanwezig, het is aanwezig in de lucht die we inademen, het is aanwezig in de voeding. Wanneer wij eten of ademen, nemen we Qi op in ons lichaam, deze qi circuleert in de energiebanen ( meridianen) en in onze organen. Zonder qi is er geen leven. Qi is dus leven, en met overvloedige Qi betekent dit een overvloedig leven. Onze energievoorraad kan beperkt worden door ziekte of heftige emoties, we voelen ons dan minder vitaal of hebben weinig levenslust. De Taoïsten vinden het belangrijk om een hoog energieniveau te behouden of te krijgen.
Met Qi Gong cultiveren we Qi en zetten we Qi in beweging in de meridianen. Qi die niet stroomt, zorgt voor stagnatie in het lichaam. Stagnatie uit zich in klachten, dit kan plaatselijk zijn en als het langer aanhoudt kan dit ook in de organen plaatsvinden, waardoor ziekte ontstaat.
Er zijn 12 hoofdmeridianen, genoemd naar de organen waarmee ze verbonden zijn. Het zijn rivieren van qi en ze lopen van de vingertoppen naar de tenen en vice versa. Als je met de armen omhoog staat dan lopen de 6 yin meridianen van beneden naar boven en de 6 yang meridianen van boven naar beneden. Maar de twee belangrijkste meridianen zijn ren mai en du mai. Ze fungeren als qi-reservoir voor de 12 andere. De ren mai loopt middenvoor over de romp en heet ook wel: “zee van yin”. Hij staat in verbinding met de 6 yin meridianen. De du mai loopt langs de ruggengraat tot over de schedel en heet ook wel:” zee van yang”. Hij staat in verbinding met de 6 yang meridianen. Veel Qigong oefeningen richten zich op een vlotte qi doorstroming in ren mai en du mai. Samen vormen ze een cirkel die bekend staat als “de kleine hemelse kringloop”.
Op de meridianen liggen energiepunten waar je de qi-stroom goed kunt beïnvloeden. Dit zijn de punten die de acupunctuur en shiatsu gebruikt. Een aantal van die punten vervullen een sleutelrol en deze gebruiken we ook in Qigong oefeningen - vaak door je op zo'n punt te concentreren of je voor te stellen dat je via dat punt ademhaalt. Bijvoorbeeld punt: “Yong Chuan”, onder in de voetzool, of “Lao Gong” in je handpalm.